Get 20M+ Full-Text Papers For Less Than $1.50/day. Start a 14-Day Trial for You or Your Team.

Learn More →

Urineretentie na plaatsen transobturator tape: eerst een nachtje over slapen?

Urineretentie na plaatsen transobturator tape: eerst een nachtje over slapen? Tijdschr Urol (2017) 7:121–124 DOI 10.1007/s13629-017-0165-4 ARTIKEL Urineretentie na plaatsen transobturator tape: eerst een nachtje over slapen? 1 2 2 Alexandra S. Bergman · Olaf P. J. Vrooman ·Michael R.van Balken Published online: 14 February 2017 © The Author(s) 2017. This article is an open access publication. Samenvatting Na plaatsing van midurethrale slings treedt Prevalence of urinary retention after relatief vaak urineretentie op. Tegen de trend van steeds transobturator tape: inpatient versus outpatient korter wordende opnames in, blijven patiënten in sommige treatment ziekenhuizen hiervoor protocollair een nacht over. Deze studie onderzocht of opname in dagbehandeling leidt tot Abstract Urinary retention is a relatively common com- meer mictieproblemen in de vroege postoperatieve fase in plication of midurethral sling surgery. To decrease the in- vergelijking met klinische opname. Hiertoe werden de ge- cidence of voiding problems, some hospitals only apply gevens vergeleken van 265 patiënten die tussen 2012 en inpatient treatment for this procedure. We investigated if 2015 een trans obturator tape (TOT) kregen. In de totale outpatient treatment increased the risk of urinary retention klinische groep (n = 209) was een indicatie tot het starten compared to inpatient treatment. For this reason the data met katheteriseren bij 7,2 % van de patiënten vs. 8,9 % in of all 265 patients who underwent the trans obturator tape de dagbehandelinggroep, maar het verschil was niet signi- (TOT) treatment between 2012 and 2015 were included. ficant, ook niet na correctie voor operateurs. De conclusie We compared the incidence of urinary retention requiring is dat TOT-plaatsing tijdens dagopname niet leidt tot een catheterization in the postoperative phase between inpatient verhoogd risico op postoperatieve urineretentie in verge- en outpatient treatment. lijking met klinische TOT-plaatsing. Protocollair klinisch In the inpatient group (n = 209) urinary retention re- opnemen van TOT-patiënten om deze reden lijkt daarom quiring catheterization occurred in 7,2% vs. 8,9% in the niet zinvol. outpatient group, but no significant differences were found. The conclusion is that outpatient TOT treatment does not in- Trefwoorden trans obturator tape (TOT) · urineretentie · crease the incidence of postoperative urinary retention com- katheterisatie · dagbehandeling pared to inpatient treatment. Routinely inpatient treatment for TOT treatment for this reason only, seems unnecessary. Keywords trans obturator tape · urinary retention · catheterization · outpatient treatment Introductie De prevalentie van urine-incontinentie bij vrouwen vari- eert in de literatuur van 4,8–58,4 % en neemt toe met het drs. Alexandra S. Bergman a.bergman@mzh.nl stijgen van de leeftijd [1]. De prevalentie loopt dus sterk uiteen en is afhankelijk van de gehanteerde definitie van Martini Ziekenhuis, Groningen, Nederland urine-incontinentie en van de onderzoekspopulatie [2, 3]. Rijnstate, Arnhem, Nederland Bij vrouwen jonger dan 50 jaar is stressincontinentie de 122 Tijdschr Urol (2017) 7:121–124 meest voorkomende vorm van incontinentie. In de richt- zes uur na verwijdering van de blaaskatheter werd in deze lijn ‘Stressincontinentie bij de vrouw’ van de Nederlandse groep na spontane mictie het residu in de blaas gemeten met Vereniging voor Urologie (NVU) wordt voor stressinconti- een bladderscan. Bij een residu van meer dan 150 ml of als nentie de volgende definitie gehanteerd: ‘De klacht van het urineren niet mogelijk was, werd de blaas eenmalig geka- onwillekeurig verlies van urine bij fysieke inspanning’. Een theteriseerd. In de dagbehandeling werd de blaaskatheter belangrijke risicofactor voor het optreden van urine-incon- enkele uren postoperatief al verwijderd. Bij alle patiënten tinentie is een BMI van 30 of hoger [3]. Andere factoren die niet spontaan konden plassen en bij patiënten die na die een mogelijke rol spelen bij het ontstaan van stressin- driemaal spontane mictie een residu van meer dan 150 ml continentie zijn vaginale bevalling en een hogere pariteit hadden, werd protocollair gestart met intermitterende zelf- [4, 5]. katheterisatie of werd een verblijfskatheter teruggeplaatst. Sinds de introductie van de midurethrale slings (MUS) Patiënten die in opzet in dagbehandeling zouden worden 20 jaar geleden, is het aantal operatieve behandelingen opgenomen, maar vanwege urineretentie een nacht extra in voor stressincontinentie sterk gestegen. Inmiddels is plaat- het ziekenhuis verbleven, werden gescoord als interventie sing van een MUS de meest verrichte operatieve behande- in de dagbehandelinggroep. ling van stressincontinentie bij vrouwen. Voordelen van de Nagegaan werd bij hoeveel patiënten was gestart met in- MUS zijn de vaginale benadering, het minimale bloedver- termitterende zelfkatheterisatie of een verblijfskatheter was lies en de korte operatie- en opnameduur. Daarnaast tonen teruggeplaatst. verschillende studies aan dat plaatsing van een MUS een Patiënten werden ingedeeld in vier groepen: de groep effectieve behandeling is voor stressincontinentie, met een die in klinische setting een TOT kreeg (n = 209), de groep lage morbiditeit [6, 7]. Na een MUS treedt postoperatief die in klinische setting een TOT kreeg bij de uroloog (n = relatief vaak urineretentie op [8]. Vanwege het risico op 134), de groep die in klinische setting een TOT kreeg bij deze urineretentie blijven patiënten in sommige ziekenhui- de gynaecoloog (n = 75) en de groep die in dagbehande- zen na de ingreep protocollair een nacht over. Dit gaat in ling een TOT kreeg bij de gynaecoloog (n = 56). Vervol- tegen de trend van steeds kortere ziekenhuisopnames. gens werd het voorkomen van urineresiduen van meer dan In dit onderzoek is nagegaan of behandeling in dagbe- 150 ml vergeleken in de verschillende klinische groepen en handeling leidt tot meer urineresiduen in de vroege post- de dagbehandelinggroep. operatieve fase in vergelijking met een standaardnacht in Om bias door operateurs uit te sluiten, werd bovendien het ziekenhuis. een vergelijking gemaakt tussen de klinische (n = 75) en de niet-klinische (n = 56) gynaecologiepatiënten, de klinische urologiepatiënten (n = 134) en de klinische gynaecologiepa- Materiaal en methoden tiënten (n = 75). In SPSS werden met de chi-kwadraattoets en de Fisher-exacttest de verschillende groepen met elkaar Van alle patiënten bij wie in onze kliniek tussen 2012 en vergeleken. 2015, een trans obturator tape (TOT) werd geplaatst door de gynaecoloog of de uroloog, werden de gegevens ver- geleken. Alleen patiënten die een standard transobturator Resultaten midurethral sling (Align) kregen werden geïncludeerd. Pa- tiënten met single-incision minislings (Ajust) werden van dit In de totale groep patiënten die in klinische setting werden onderzoek uitgesloten. Inclusie vond postoperatief plaats. geopereerd (n = 209) werd 15 keer (7,2 %) met zelfkathe- Tot 2013 was het protocol ten aanzien van deze opera- terisatie gestart (tab. 1). In de dagbehandeling (n = 56) tie voor beide specialismen gelijk en bleven alle patiënten werd bij vijf patiënten gestart met katheteriseren (8,9 %), postoperatief standaard een nacht in het ziekenhuis. Vanaf van wie er vier een extra nacht in het ziekenhuis verbleven. 2013 werd een deel van de patiënten uit de gynaecologie- In de klinische gynaecologiegroep werd bij 10,7 % van de groep behandeld op een buitenlocatie van het ziekenhuis, patiënten gestart met katheteriseren. waar alleen dagbehandeling mogelijk was. Duidelijke cri- Om eventuele verschillen tussen beide specialismen uit teria om in aanmerking te komen voor behandeling op deze te sluiten, werden twee extra vergelijkingen gemaakt. In buitenlocatie werden niet gesteld. Het totale aantal patiën- de groep patiënten die in klinische setting behandeld werd ten dat tussen 2012 en 2015 een TOT kreeg, bedroeg 265. door de gynaecoloog was er bij acht van de 75 patiën- De uroloog opereerde 134 patiënten en de gynaecoloog 131, ten (10,7 %) postoperatief een interventie nodig, versus bij van wie 56 in dagbehandeling. zeven van de 134 (5,2 %) door de uroloog behandelde pa- In de klinische setting kregen patiënten postoperatief een tiënten. De klinische urologiegroep werd ook vergeleken vaginale tampon en een blaaskatheter, die protocollair de met de patiënten die in dagbehandeling door een gynae- volgende ochtend om 08.00 uur werd verwijderd. Binnen coloog werden geopereerd (5,2 vs. 8,9 %). Geen van de Tijdschr Urol (2017) 7:121–124 123 Tabel 1 De noodzaak om tot intermitterende katheterisatie over te gaan bij status na plaatsen van een TOT vanwege urineresiduen. patiëntengroep start intermitterend katheteriseren* p-waarde urologie en gynaecologie klinische opname (n= 209) 7,2 % (15/209) – gynaecologie dagopname (n= 56) 8,9 % (5/56) 0,84 gynaecologie klinische opname (n= 75) 10,7 % (8/75) – gynaecologie dagopname (n= 56) 8,9 % (5/56) 0,74 urologie klinische opname (n= 134) 5,2 % (7/134) – gynaecologie klinische opname (n= 75) 10,7 % (8/75) 0,14 urologie klinische opname (n= 134) 5,2 % (7/134) – gynaecologie dagopname (n= 56) 8,9 % (5/56) 0,34 *Variabelen genoteerd als percentage (patiënten/n) gevonden verschillen was statistisch significant, ook niet staan van urineresiduen na een TOT. Het zou interessant wanneer werd gecorrigeerd voor type specialist. zijn om te onderzoeken of het standaard plaatsen van een verblijfskatheter ter preventie van postoperatieve urineresi- duen eigenlijk wel zinvol is. Dat een verblijfskatheter in Discussie de gynaecologiegroep (10,7 % vs. 5,2 %) vaker nodig was, zou kunnen worden verklaard doordat in deze groep pro- Obstructieve mictieproblemen vormen een van de belang- lapsklachten en de daarmee gepaard gaande preoperatieve rijkste complicaties na het plaatsen van midurethrale slings obstructieve mictieklachten, relatief vaker voorkomen. [8]. In de literatuur wordt een breed spectrum aan mictie- Een sterk punt van deze studie is de inclusie van één problemen na het plaatsen van MUS beschreven, uiteenlo- enkele operatietechniek en de duidelijke indicatiestelling pend van subjectieve klachten en langdurige katheterisatie voor de interventie. De studie kent een aantal beperkingen. vanwege urineretenties, tot de noodzaak tot heropereren. In Een belangrijke beperking is het kleine aantal patiënten en deze studie werd als uitkomstmaat de noodzaak tot kathe- het in verhouding geringe aantal patiënten dat in dagbe- terisatie bij ontslag gebruikt. Er werd gestart met katheteri- handeling is geopereerd. De gevonden verschillen waren in seren wanneer er sprake was van urineresiduen van 150 ml geen enkel geval statistisch significant, maar mogelijk was of meer na driemaal spontane mictie. de studiepopulatie hiervoor te klein. Daarnaast is de vor- De incidentie van mictieproblemen na een TOT loopt in ming van de subgroepen tijdgebonden, waardoor de factor de literatuur sterk uiteen en hangt af van de definitie die chirurgische ervaring een mogelijk confounder is geweest. voor mictieproblemen wordt gehanteerd [9]. Hoe vaak de Ook zijn de selectiecriteria voor opname van patiënten in indicatie voor zelfkatheterisatie wordt gesteld, hangt ook dagbehandeling niet duidelijk omschreven geweest en was af van hoe en op welk moment het urineresidu wordt vast- er mogelijk selectiebias in deze groep, waardoor er meer gesteld en de afkapwaarde die voor het post void residual laagrisicopatiënten in dagbehandeling zijn opgenomen. (PVR) wordt gehanteerd. De incidentie van de noodzaak tot Ook het retrospectieve karakter van het onderzoek vormt katheterisatie na een TOT loopt in de verschillende studies een beperkende factor. dan ook uiteen van 2,2 tot 22 % [9–12]. Er is meer onderzoek nodig naar de voorspellende facto- Bij 20 van de 265 behandelde patiënten uit onze groep ren voor het optreden van urineretenties na het plaatsen van (7,5 %) was zelfkatheterisatie geïndiceerd. Dit aantal lijkt een TOT, zodat tijdige opsporing en behandeling hiervan vergelijkbaar met de aantallen die in verschillende eerdere mogelijk is. Daarnaast is het van belang om de complica- studies werden gevonden. ties op langere termijn beter in kaart te brengen. Op deze Het is niet duidelijk welke patiëntfactoren de kans op uri- manier kunnen patiënten preoperatief beter worden gecoun- neretentie na een TOT vergroten, maar mogelijk is het risico seld, zodat zij een weloverwogen keuze kunnen maken voor verhoogd bij preoperatieve obstructieve mictieklachten en operatieve behandeling van stressincontinentie. verminderde detrusorwerking [9]. Deze patiëntfactoren zijn in onze studie niet apart bekeken. Bovendien zijn andere Conclusie patiënt- en omgevingsfactoren niet in de studie betrokken, zoals leeftijd, gewicht, type anesthesie en comorbiditeit, terwijl ook deze factoren waarschijnlijk van invloed zijn op Uit dit onderzoek blijkt dat het in dagbehandeling plaatsen het voorkomen van urineretenties na een TOT. van een trans obturator tape (TOT) de kans op het ontstaan Een korter verblijf van de katheter lijkt, op basis van van urineretenties postoperatief niet verhoogt in vergelij- onze uitkomsten, geen verhoogd risico te geven op het ont- king met klinische plaatsing van een TOT. De resultaten uit 124 Tijdschr Urol (2017) 7:121–124 grand multiparous premenopausal women. Neurourol Urodyn. deze studie impliceren dat protocollair klinisch opnemen 1999;18:419–25. van patiënten alleen om deze complicatie te voorkomen, 6. Magon N, Chopra SV. Transobturator tape in treatment of stress niet zinvol is. Gezien de beperkingen van deze studie is urinary incontinence: it is time for a new gold standard. North Am verder onderzoek nodig om deze uitkomsten verder te on- J Med Sci. 2012;4(5):226–30. 7. Zhang P, Fan B, Zhang P. Meta-analysis of female stress urinary derbouwen. incontinence treatments with adjustable single-incision mini-slings Open Access This article is distributed under the terms of the and transobturator tension-free vaginal tape surgeries. BMC Urol. Creative Commons Attribution 4.0 International License (http:// 2015;15:64. creativecommons.org/licenses/by/4.0/), which permits unrestricted 8. Salin A, Conquy S, Elie C, et al. Identification of risk factors use, distribution, and reproduction in any medium, provided you give for voiding dysfunction following TVT placement. Eur Urol. appropriate credit to the original author(s) and the source, provide 2007;51:782–7. a link to the Creative Commons license, and indicate if changes were 9. Ahn C, Bae J, Lee KS, Lee HW. Analysis of voiding dysfunction made. after transobturator tape procedure for stress urinary incontinence. Korean J Urol. 2015;56(12):823–30. 10. Wu L, Yang T, Kung F, et al. Comparison of the clinical outco- mes of transobturator and slingle-incision slings for stress urinary Literatuur incontinence. Kaohsiung J Med Sci. 2016;32:367–72. 11. Deval B, Ferchaux J, Berry R, et al. Objective and subjective cure 1. Minassian VA, Drutz HP, Al-Badr A. Urinary incontinence as rates after trans-obturator tape (OBTAPE ) treatment of female uri- a worldwide problem. Int J Gynaecol Obstet. 2003;82(3):327–38. nary incontinence. Eur Urol. 2006;49(2):373–7. 2. Thom D. Variation in estimates of urinary incontinence prevalence 12. Kim JH, Shin SH, Oh MM, et al. Factors affecting transient urinary in the community: effects of differences in definition, population retention after transobturator tape mid/urethral sling surgery for fe- characteristics, and study type. J Am Geriatr Soc. 1998;46:473–80. male patients with stress urinary incontincence: a single center ex- 3. Melville JL, Katon W, Delaney K, Newton K. Urinary inconti- perience. Eur J Obstet Gynecol Reprod Biol. 2013;168(1):107–11. nence in US women: A population-based study. Arch Intern Med. 2005;165:537–42. drs. Alexandra S. Bergman aios gynaecologie 4. Viktrup L, Lose G, Rolff M, et al. The symptom of stress inconti- nence caused by pregnancy or delivery in primi paras. Obstet Gy- drs. Olaf P.J. Vrooman uroloog naecol. 1992;79:945–9. 5. Groutz A, Gordon D, Keidar R, et al. Stress urinary incontinence: dr. Michael R. van Balken uroloog prevalence among nulliparous compared with primiparous and http://www.deepdyve.com/assets/images/DeepDyve-Logo-lg.png Tijdschrift voor Urologie Springer Journals

Urineretentie na plaatsen transobturator tape: eerst een nachtje over slapen?

Loading next page...
1
 
/lp/springer_journal/urineretentie-na-plaatsen-transobturator-tape-eerst-een-nachtje-over-FVDsj23Lg0

References (12)

Publisher
Springer Journals
Copyright
Copyright © 2017 by The Author(s)
Subject
Medicine & Public Health; Urology
ISSN
2211-3037
eISSN
2211-4718
DOI
10.1007/s13629-017-0165-4
Publisher site
See Article on Publisher Site

Abstract

Tijdschr Urol (2017) 7:121–124 DOI 10.1007/s13629-017-0165-4 ARTIKEL Urineretentie na plaatsen transobturator tape: eerst een nachtje over slapen? 1 2 2 Alexandra S. Bergman · Olaf P. J. Vrooman ·Michael R.van Balken Published online: 14 February 2017 © The Author(s) 2017. This article is an open access publication. Samenvatting Na plaatsing van midurethrale slings treedt Prevalence of urinary retention after relatief vaak urineretentie op. Tegen de trend van steeds transobturator tape: inpatient versus outpatient korter wordende opnames in, blijven patiënten in sommige treatment ziekenhuizen hiervoor protocollair een nacht over. Deze studie onderzocht of opname in dagbehandeling leidt tot Abstract Urinary retention is a relatively common com- meer mictieproblemen in de vroege postoperatieve fase in plication of midurethral sling surgery. To decrease the in- vergelijking met klinische opname. Hiertoe werden de ge- cidence of voiding problems, some hospitals only apply gevens vergeleken van 265 patiënten die tussen 2012 en inpatient treatment for this procedure. We investigated if 2015 een trans obturator tape (TOT) kregen. In de totale outpatient treatment increased the risk of urinary retention klinische groep (n = 209) was een indicatie tot het starten compared to inpatient treatment. For this reason the data met katheteriseren bij 7,2 % van de patiënten vs. 8,9 % in of all 265 patients who underwent the trans obturator tape de dagbehandelinggroep, maar het verschil was niet signi- (TOT) treatment between 2012 and 2015 were included. ficant, ook niet na correctie voor operateurs. De conclusie We compared the incidence of urinary retention requiring is dat TOT-plaatsing tijdens dagopname niet leidt tot een catheterization in the postoperative phase between inpatient verhoogd risico op postoperatieve urineretentie in verge- en outpatient treatment. lijking met klinische TOT-plaatsing. Protocollair klinisch In the inpatient group (n = 209) urinary retention re- opnemen van TOT-patiënten om deze reden lijkt daarom quiring catheterization occurred in 7,2% vs. 8,9% in the niet zinvol. outpatient group, but no significant differences were found. The conclusion is that outpatient TOT treatment does not in- Trefwoorden trans obturator tape (TOT) · urineretentie · crease the incidence of postoperative urinary retention com- katheterisatie · dagbehandeling pared to inpatient treatment. Routinely inpatient treatment for TOT treatment for this reason only, seems unnecessary. Keywords trans obturator tape · urinary retention · catheterization · outpatient treatment Introductie De prevalentie van urine-incontinentie bij vrouwen vari- eert in de literatuur van 4,8–58,4 % en neemt toe met het drs. Alexandra S. Bergman a.bergman@mzh.nl stijgen van de leeftijd [1]. De prevalentie loopt dus sterk uiteen en is afhankelijk van de gehanteerde definitie van Martini Ziekenhuis, Groningen, Nederland urine-incontinentie en van de onderzoekspopulatie [2, 3]. Rijnstate, Arnhem, Nederland Bij vrouwen jonger dan 50 jaar is stressincontinentie de 122 Tijdschr Urol (2017) 7:121–124 meest voorkomende vorm van incontinentie. In de richt- zes uur na verwijdering van de blaaskatheter werd in deze lijn ‘Stressincontinentie bij de vrouw’ van de Nederlandse groep na spontane mictie het residu in de blaas gemeten met Vereniging voor Urologie (NVU) wordt voor stressinconti- een bladderscan. Bij een residu van meer dan 150 ml of als nentie de volgende definitie gehanteerd: ‘De klacht van het urineren niet mogelijk was, werd de blaas eenmalig geka- onwillekeurig verlies van urine bij fysieke inspanning’. Een theteriseerd. In de dagbehandeling werd de blaaskatheter belangrijke risicofactor voor het optreden van urine-incon- enkele uren postoperatief al verwijderd. Bij alle patiënten tinentie is een BMI van 30 of hoger [3]. Andere factoren die niet spontaan konden plassen en bij patiënten die na die een mogelijke rol spelen bij het ontstaan van stressin- driemaal spontane mictie een residu van meer dan 150 ml continentie zijn vaginale bevalling en een hogere pariteit hadden, werd protocollair gestart met intermitterende zelf- [4, 5]. katheterisatie of werd een verblijfskatheter teruggeplaatst. Sinds de introductie van de midurethrale slings (MUS) Patiënten die in opzet in dagbehandeling zouden worden 20 jaar geleden, is het aantal operatieve behandelingen opgenomen, maar vanwege urineretentie een nacht extra in voor stressincontinentie sterk gestegen. Inmiddels is plaat- het ziekenhuis verbleven, werden gescoord als interventie sing van een MUS de meest verrichte operatieve behande- in de dagbehandelinggroep. ling van stressincontinentie bij vrouwen. Voordelen van de Nagegaan werd bij hoeveel patiënten was gestart met in- MUS zijn de vaginale benadering, het minimale bloedver- termitterende zelfkatheterisatie of een verblijfskatheter was lies en de korte operatie- en opnameduur. Daarnaast tonen teruggeplaatst. verschillende studies aan dat plaatsing van een MUS een Patiënten werden ingedeeld in vier groepen: de groep effectieve behandeling is voor stressincontinentie, met een die in klinische setting een TOT kreeg (n = 209), de groep lage morbiditeit [6, 7]. Na een MUS treedt postoperatief die in klinische setting een TOT kreeg bij de uroloog (n = relatief vaak urineretentie op [8]. Vanwege het risico op 134), de groep die in klinische setting een TOT kreeg bij deze urineretentie blijven patiënten in sommige ziekenhui- de gynaecoloog (n = 75) en de groep die in dagbehande- zen na de ingreep protocollair een nacht over. Dit gaat in ling een TOT kreeg bij de gynaecoloog (n = 56). Vervol- tegen de trend van steeds kortere ziekenhuisopnames. gens werd het voorkomen van urineresiduen van meer dan In dit onderzoek is nagegaan of behandeling in dagbe- 150 ml vergeleken in de verschillende klinische groepen en handeling leidt tot meer urineresiduen in de vroege post- de dagbehandelinggroep. operatieve fase in vergelijking met een standaardnacht in Om bias door operateurs uit te sluiten, werd bovendien het ziekenhuis. een vergelijking gemaakt tussen de klinische (n = 75) en de niet-klinische (n = 56) gynaecologiepatiënten, de klinische urologiepatiënten (n = 134) en de klinische gynaecologiepa- Materiaal en methoden tiënten (n = 75). In SPSS werden met de chi-kwadraattoets en de Fisher-exacttest de verschillende groepen met elkaar Van alle patiënten bij wie in onze kliniek tussen 2012 en vergeleken. 2015, een trans obturator tape (TOT) werd geplaatst door de gynaecoloog of de uroloog, werden de gegevens ver- geleken. Alleen patiënten die een standard transobturator Resultaten midurethral sling (Align) kregen werden geïncludeerd. Pa- tiënten met single-incision minislings (Ajust) werden van dit In de totale groep patiënten die in klinische setting werden onderzoek uitgesloten. Inclusie vond postoperatief plaats. geopereerd (n = 209) werd 15 keer (7,2 %) met zelfkathe- Tot 2013 was het protocol ten aanzien van deze opera- terisatie gestart (tab. 1). In de dagbehandeling (n = 56) tie voor beide specialismen gelijk en bleven alle patiënten werd bij vijf patiënten gestart met katheteriseren (8,9 %), postoperatief standaard een nacht in het ziekenhuis. Vanaf van wie er vier een extra nacht in het ziekenhuis verbleven. 2013 werd een deel van de patiënten uit de gynaecologie- In de klinische gynaecologiegroep werd bij 10,7 % van de groep behandeld op een buitenlocatie van het ziekenhuis, patiënten gestart met katheteriseren. waar alleen dagbehandeling mogelijk was. Duidelijke cri- Om eventuele verschillen tussen beide specialismen uit teria om in aanmerking te komen voor behandeling op deze te sluiten, werden twee extra vergelijkingen gemaakt. In buitenlocatie werden niet gesteld. Het totale aantal patiën- de groep patiënten die in klinische setting behandeld werd ten dat tussen 2012 en 2015 een TOT kreeg, bedroeg 265. door de gynaecoloog was er bij acht van de 75 patiën- De uroloog opereerde 134 patiënten en de gynaecoloog 131, ten (10,7 %) postoperatief een interventie nodig, versus bij van wie 56 in dagbehandeling. zeven van de 134 (5,2 %) door de uroloog behandelde pa- In de klinische setting kregen patiënten postoperatief een tiënten. De klinische urologiegroep werd ook vergeleken vaginale tampon en een blaaskatheter, die protocollair de met de patiënten die in dagbehandeling door een gynae- volgende ochtend om 08.00 uur werd verwijderd. Binnen coloog werden geopereerd (5,2 vs. 8,9 %). Geen van de Tijdschr Urol (2017) 7:121–124 123 Tabel 1 De noodzaak om tot intermitterende katheterisatie over te gaan bij status na plaatsen van een TOT vanwege urineresiduen. patiëntengroep start intermitterend katheteriseren* p-waarde urologie en gynaecologie klinische opname (n= 209) 7,2 % (15/209) – gynaecologie dagopname (n= 56) 8,9 % (5/56) 0,84 gynaecologie klinische opname (n= 75) 10,7 % (8/75) – gynaecologie dagopname (n= 56) 8,9 % (5/56) 0,74 urologie klinische opname (n= 134) 5,2 % (7/134) – gynaecologie klinische opname (n= 75) 10,7 % (8/75) 0,14 urologie klinische opname (n= 134) 5,2 % (7/134) – gynaecologie dagopname (n= 56) 8,9 % (5/56) 0,34 *Variabelen genoteerd als percentage (patiënten/n) gevonden verschillen was statistisch significant, ook niet staan van urineresiduen na een TOT. Het zou interessant wanneer werd gecorrigeerd voor type specialist. zijn om te onderzoeken of het standaard plaatsen van een verblijfskatheter ter preventie van postoperatieve urineresi- duen eigenlijk wel zinvol is. Dat een verblijfskatheter in Discussie de gynaecologiegroep (10,7 % vs. 5,2 %) vaker nodig was, zou kunnen worden verklaard doordat in deze groep pro- Obstructieve mictieproblemen vormen een van de belang- lapsklachten en de daarmee gepaard gaande preoperatieve rijkste complicaties na het plaatsen van midurethrale slings obstructieve mictieklachten, relatief vaker voorkomen. [8]. In de literatuur wordt een breed spectrum aan mictie- Een sterk punt van deze studie is de inclusie van één problemen na het plaatsen van MUS beschreven, uiteenlo- enkele operatietechniek en de duidelijke indicatiestelling pend van subjectieve klachten en langdurige katheterisatie voor de interventie. De studie kent een aantal beperkingen. vanwege urineretenties, tot de noodzaak tot heropereren. In Een belangrijke beperking is het kleine aantal patiënten en deze studie werd als uitkomstmaat de noodzaak tot kathe- het in verhouding geringe aantal patiënten dat in dagbe- terisatie bij ontslag gebruikt. Er werd gestart met katheteri- handeling is geopereerd. De gevonden verschillen waren in seren wanneer er sprake was van urineresiduen van 150 ml geen enkel geval statistisch significant, maar mogelijk was of meer na driemaal spontane mictie. de studiepopulatie hiervoor te klein. Daarnaast is de vor- De incidentie van mictieproblemen na een TOT loopt in ming van de subgroepen tijdgebonden, waardoor de factor de literatuur sterk uiteen en hangt af van de definitie die chirurgische ervaring een mogelijk confounder is geweest. voor mictieproblemen wordt gehanteerd [9]. Hoe vaak de Ook zijn de selectiecriteria voor opname van patiënten in indicatie voor zelfkatheterisatie wordt gesteld, hangt ook dagbehandeling niet duidelijk omschreven geweest en was af van hoe en op welk moment het urineresidu wordt vast- er mogelijk selectiebias in deze groep, waardoor er meer gesteld en de afkapwaarde die voor het post void residual laagrisicopatiënten in dagbehandeling zijn opgenomen. (PVR) wordt gehanteerd. De incidentie van de noodzaak tot Ook het retrospectieve karakter van het onderzoek vormt katheterisatie na een TOT loopt in de verschillende studies een beperkende factor. dan ook uiteen van 2,2 tot 22 % [9–12]. Er is meer onderzoek nodig naar de voorspellende facto- Bij 20 van de 265 behandelde patiënten uit onze groep ren voor het optreden van urineretenties na het plaatsen van (7,5 %) was zelfkatheterisatie geïndiceerd. Dit aantal lijkt een TOT, zodat tijdige opsporing en behandeling hiervan vergelijkbaar met de aantallen die in verschillende eerdere mogelijk is. Daarnaast is het van belang om de complica- studies werden gevonden. ties op langere termijn beter in kaart te brengen. Op deze Het is niet duidelijk welke patiëntfactoren de kans op uri- manier kunnen patiënten preoperatief beter worden gecoun- neretentie na een TOT vergroten, maar mogelijk is het risico seld, zodat zij een weloverwogen keuze kunnen maken voor verhoogd bij preoperatieve obstructieve mictieklachten en operatieve behandeling van stressincontinentie. verminderde detrusorwerking [9]. Deze patiëntfactoren zijn in onze studie niet apart bekeken. Bovendien zijn andere Conclusie patiënt- en omgevingsfactoren niet in de studie betrokken, zoals leeftijd, gewicht, type anesthesie en comorbiditeit, terwijl ook deze factoren waarschijnlijk van invloed zijn op Uit dit onderzoek blijkt dat het in dagbehandeling plaatsen het voorkomen van urineretenties na een TOT. van een trans obturator tape (TOT) de kans op het ontstaan Een korter verblijf van de katheter lijkt, op basis van van urineretenties postoperatief niet verhoogt in vergelij- onze uitkomsten, geen verhoogd risico te geven op het ont- king met klinische plaatsing van een TOT. De resultaten uit 124 Tijdschr Urol (2017) 7:121–124 grand multiparous premenopausal women. Neurourol Urodyn. deze studie impliceren dat protocollair klinisch opnemen 1999;18:419–25. van patiënten alleen om deze complicatie te voorkomen, 6. Magon N, Chopra SV. Transobturator tape in treatment of stress niet zinvol is. Gezien de beperkingen van deze studie is urinary incontinence: it is time for a new gold standard. North Am verder onderzoek nodig om deze uitkomsten verder te on- J Med Sci. 2012;4(5):226–30. 7. Zhang P, Fan B, Zhang P. Meta-analysis of female stress urinary derbouwen. incontinence treatments with adjustable single-incision mini-slings Open Access This article is distributed under the terms of the and transobturator tension-free vaginal tape surgeries. BMC Urol. Creative Commons Attribution 4.0 International License (http:// 2015;15:64. creativecommons.org/licenses/by/4.0/), which permits unrestricted 8. Salin A, Conquy S, Elie C, et al. Identification of risk factors use, distribution, and reproduction in any medium, provided you give for voiding dysfunction following TVT placement. Eur Urol. appropriate credit to the original author(s) and the source, provide 2007;51:782–7. a link to the Creative Commons license, and indicate if changes were 9. Ahn C, Bae J, Lee KS, Lee HW. Analysis of voiding dysfunction made. after transobturator tape procedure for stress urinary incontinence. Korean J Urol. 2015;56(12):823–30. 10. Wu L, Yang T, Kung F, et al. Comparison of the clinical outco- mes of transobturator and slingle-incision slings for stress urinary Literatuur incontinence. Kaohsiung J Med Sci. 2016;32:367–72. 11. Deval B, Ferchaux J, Berry R, et al. Objective and subjective cure 1. Minassian VA, Drutz HP, Al-Badr A. Urinary incontinence as rates after trans-obturator tape (OBTAPE ) treatment of female uri- a worldwide problem. Int J Gynaecol Obstet. 2003;82(3):327–38. nary incontinence. Eur Urol. 2006;49(2):373–7. 2. Thom D. Variation in estimates of urinary incontinence prevalence 12. Kim JH, Shin SH, Oh MM, et al. Factors affecting transient urinary in the community: effects of differences in definition, population retention after transobturator tape mid/urethral sling surgery for fe- characteristics, and study type. J Am Geriatr Soc. 1998;46:473–80. male patients with stress urinary incontincence: a single center ex- 3. Melville JL, Katon W, Delaney K, Newton K. Urinary inconti- perience. Eur J Obstet Gynecol Reprod Biol. 2013;168(1):107–11. nence in US women: A population-based study. Arch Intern Med. 2005;165:537–42. drs. Alexandra S. Bergman aios gynaecologie 4. Viktrup L, Lose G, Rolff M, et al. The symptom of stress inconti- nence caused by pregnancy or delivery in primi paras. Obstet Gy- drs. Olaf P.J. Vrooman uroloog naecol. 1992;79:945–9. 5. Groutz A, Gordon D, Keidar R, et al. Stress urinary incontinence: dr. Michael R. van Balken uroloog prevalence among nulliparous compared with primiparous and

Journal

Tijdschrift voor UrologieSpringer Journals

Published: Feb 14, 2017

There are no references for this article.